Iets meer dan een maand geleden kregen we als Stichting de sleutel van ons eigen TOV-Huis. We hesen gelijk onze vlag als teken dat we het huis voor ons, voor God ‘in bezit’ hadden genomen. Een super mooi moment. Zeker als je er tien jaar naar uit hebt gekeken. Nu zijn de belangrijkste ruimtes gewit en schoon en nu?
Nu moet ik hoognodig het programma afmaken voor de opleiding voor coaches en therapeuten, het Jongerenprogramma finetunen, de PR met het team een boost geven, planningen maken, voorlichtingsbijeenkomsten gaan draaien. Goede aandacht hebben voor alles en iedereen. Ik moet dat ook allemaal doen. Gewoon doen! Het doel voor ogen houden en de focus op Jezus. Gaan met die banaan. En toch, toch ervaar ik ook dat het ‘gaan met die banaan’ helemaal niet lukt. Zou ik dan toch echt moeten wachten?
Maar waarop moet ik wachten? Het huis is er nu toch? Plaatst God mij, de Stichting, in een wachtkamer? Daar hebben we toch geen tijd voor? De huur en bijkomende kosten gaan gewoon door. Dus komen er ook schuldgevoelens omhoog. Het is niet dat ik niks doe. Ik heb iedere dag nog een A4tje vol met klussen en klusjes, terwijl ik ervaar dat die programma’s veel belangrijker zijn. Ben ik aan het vermijden? Maar het lijkt wel of het mijn hoofd en hart niet lukt om verder te kijken dan het hier en nu. De dagelijkse routines, de klusjes, en mijzelf ondertussen toestemming geven om eindelijk weer even met Lego te spelen en ondertussen preken te luisteren.
Vanmorgen moest ik denken aan die prachtige tekst uit Psalm 27:14 ‘Wacht op de HEERE, wees sterk en Hij zal uw hart sterk maken; ja, wacht op de HEERE.’ Dát spreekt mij dan weer helemaal aan: het is tijd om sterk te worden. Om mijn hart (en hoofd) weer op kracht te kunnen brengen. Is deze wachtkamertijd de bedoeling om ruimte te geven aan God om mijn hart sterk te maken? Dat zou kunnen betekenen dat ik los moet laten dát waarvan ik denk dat ik beslist moet doen. En mij daar dan niet schuldig over voelen. Best een klus… en dat terwijl ik net dacht klaar te zijn met klussen. Maar wachten op de Heer, ja dat wil ik wel. Hij gaat wel door, waar ik mag wachten. En dan gaat er iets geweldigs komen. Ik zie er naar uit.
sels en dat willen doorgeven.
Elisabeth